U moet zorgvuldig een geschikte tagstrategie plannen en implementeren op basis van de IT-structuur en doelstellingen van uw organisatie om het maximum te halen uit de Automation Assembler-functionaliteit en mogelijke verwarring tot een minimum te beperken.

Terwijl tags verschillende algemene doelen dienen, moet uw tagstrategie zijn afgestemd op de behoeften, structuur en doelstellingen van uw implementatie.

Aanbevolen procedures voor het gebruik van tags

Enkele algemene kenmerken van een effectieve tagstrategie:

  • Ontwerp en implementeer een samenhangende tagstrategie die bij de structuur van uw bedrijf past en maak deze strategie bekend aan alle betrokken gebruikers. Een strategie moet uw implementatiebehoeften ondersteunen, duidelijke mensentaal gebruiken en begrijpelijk zijn voor alle betrokken gebruikers.
  • Gebruik eenvoudige, duidelijke en herkenbare namen en waarden voor tags. Tagnamen voor opslag- en netwerkitems, bijvoorbeeld, moeten duidelijk en samenhangend zijn zodat gebruikers de toegewezen tags die ze selecteren of bekijken voor een geïmplementeerde bron direct begrijpen.
  • U kunt tags maken met een naam zonder waarde, maar het is beter om een toepasselijke waarde te maken voor elke tagnaam, omdat dit het taggebruik duidelijk maakt voor andere gebruikers.
  • Vermijd het maken van dubbele of externe tags. Maak bijvoorbeeld alleen tags voor opslagitems die zijn gerelateerd aan opslagproblemen.

Implementatie van tags

Bepaal uw voornaamste overwegingen voor een standaard tagstrategie. Hierna volgen enkele algemene overwegingen om rekening mee te houden bij het bepalen van uw strategie. Houd er rekening mee dat deze overwegingen eerder representatief dan definitief zijn. Mogelijk zijn er andere overwegingen die zeer relevant zijn voor uw gebruikssituaties. Uw specifieke strategie moet geschikt zijn voor uw specifieke gebruikssituaties.
  • In hoeveel verschillende omgevingen gaat u implementeren? Doorgaans maakt u tags die elke omgeving voorstellen.
  • Hoe zijn uw computerbronnen gestructureerd en hoe gebruikt u ze om implementaties te ondersteunen.
  • In hoeveel verschillende regio's of locaties implementeert u? Doorgaans maakt u tags op profielniveau die deze verschillende regio's of locaties voorstellen.
  • Hoeveel verschillende opslagopties zijn er beschikbaar voor implementaties en welke kenmerken wilt u ze geven? Deze opties moeten worden voorgesteld door tags.
  • Categoriseer uw netwerkopties en maak tags voor alle toepasselijke opties.
  • Typische implementatievariabelen. Bijvoorbeeld: in hoeveel verschillende omgevingen gaat u implementeren? De meeste organisaties hebben minimaal een test-, ontwikkelings- en productieomgeving. U doet er goed aan overeenkomende beperkingstags en capaciteitstags voor cloudzones te maken en te coördineren, zodat u eenvoudig implementaties kunt instellen in een of meer van deze omgevingen.
  • Coördineer tags voor netwerk- en opslagbronnen zodat ze logisch zijn in de context van de netwerk- en opslagprofielen waarin ze worden gebruikt. De brontags kunnen dienen om de implementatie van de bronnen nauwkeuriger te beheren.
  • Zorg dat capaciteitstags voor cloudzones en netwerkprofielen, en andere capaciteitstags, worden gecoördineerd met beperkingstags. Doorgaans maakt uw beheerder eerst capaciteitstags voor cloudzones en netwerkprofielen en vervolgens kunnen andere gebruikers cloudsjablonen ontwerpen met beperkingen die overeenkomen met deze capaciteitstags.

Nadat u inzicht hebt gekregen in de belangrijke overwegingen voor uw organisatie, kunt u geschikte tagnamen plannen die op een logische manier rekening houden met deze overwegingen. Maak vervolgens een overzicht van uw strategie en maak dit beschikbaar voor alle gebruikers met rechten om tags te maken of bewerken.

Als handige implementatiebenadering kunt u beginnen met het afzonderlijk taggen van al uw computerinfrastructuurbronnen. Zoals gezegd gebruikt u het beste logische categorieën voor tagnamen die verband houden met de specifieke bron. U kunt bijvoorbeeld de tags tier1, tier2, etc. gebruiken voor opslagbronnen. Ook kunt u zich bij het taggen van computerbronnen baseren op hun besturingssysteem, zoals Windows, Linux, etc.

Na het taggen van bronnen kunt u vervolgens overwegen om tags te maken voor cloudzones en opslag- en netwerkprofielen die het beste aan uw behoeften voldoen.