Als u een DNS-record (Domain Name System) gebruikt om gebruikersverkeer in uw datacenters te leiden, moet de DNS-record onder normale bedrijfsomstandigheden verwijzen naar een load-balancer in het primaire datacenter.
Als het primaire datacenter niet beschikbaar is, moet de DNS-record worden bijgewerkt zodat deze naar de load-balancer in het secundaire datacenter verwijst.
Als het primaire datacentrum weer beschikbaar is, moet de DNS-record worden bijgewerkt zodat deze naar de load balancer in het primaire datacentrum verwijst.
Mobiele SSO-verificatie voor iOS
Als u Mobiele SSO-verificatie voor iOS gebruikt, werkt u zowel A en AAAA DNS-vermeldingen bij om te wijzen naar de load balancer in het secundaire datacentrum. Bijvoorbeeld:
idm.example.com. 1800 IN AAAA ::ffff:1.2.3.4 idm.example.com. 1800 IN A 1.2.3.4
De Time To Live instellen in de DNS-record
De instelling Time To Live (TTL) bepaalt hoe lang het duurt voordat DNS-gerelateerde informatie wordt vernieuwd in de cache. Voor een probleemloze failover van Horizon-desktops en -applicaties zorgt u ervoor dat de instelling Time To Live (TTL) in de DNS-records kort is. Als de TTL-instelling te lang is ingesteld, kunnen gebruikers wellicht niet meteen na een failover toegang krijgen tot hun Horizon-desktops en -applicaties. Als u snel vernieuwen van de DNS wilt inschakelen, stelt u de DNS-TTL in op 30 seconden.