Als u een DNS-record (Domain Name System) gebruikt om gebruikersverkeer in uw datacenters te leiden, moet de DNS-record onder normale bedrijfsomstandigheden verwijzen naar een load-balancer in het primaire datacenter.
Als het primaire datacenter niet beschikbaar is, moet de DNS-record worden bijgewerkt zodat deze naar de load-balancer in het secundaire datacenter verwijst.
Als het primaire datacenter weer beschikbaar is, moet de DNS-record worden bijgewerkt zodat deze naar de load-balancer in het primaire datacenter verwijst.
De Time To Live instellen in de DNS-record
De instelling Time To Live (TTL) bepaalt hoe lang het duurt voordat DNS-gerelateerde informatie wordt vernieuwd in de cache. Voor een probleemloze failover van View-desktops en -applicaties zorgt u ervoor dat de instelling Time To Live (TTL) in de DNS-records kort is. Als de TTL-instelling te lang is ingesteld, kunnen gebruikers wellicht niet meteen na een failover toegang krijgen tot hun View-desktops en -applicaties. Als u snel vernieuwen van de DNS wilt inschakelen, stelt u de DNS-TTL in op 30 seconden.