U kunt het implementatietype voor View-bronnen instellen. Hiermee wordt bepaald hoe de bronnen beschikbaar worden gesteld voor gebruikers in Workspace ONE. Als u het implementatietype instelt op Door gebruiker geactiveerd, worden bronnen toegevoegd aan de pagina Catalogus. Om een bron te gebruiken, moeten gebruikers de bron van de Cataloguspagina verplaatsen naar de Startpagina. Als u het implementatietype instelt op Automatisch, worden bronnen direct toegevoegd aan de Startpagina zodat gebruikers ze meteen kunnen gebruiken.

Over deze taak

U kunt het implementatietype op verschillende niveaus instellen.

  • Globaal niveau

    De algemene instelling is van applicatie op alle gebruikersrechten voor alle View-bronnen in uw implementatie. U geeft het algemene implementatietype op zodra u voor het eerst View-bronnen met VMware Identity Manager integreert vanaf de pagina View-groeps. Na de eerste integratie kunt u de globale instelling wijzigen vanaf dezelfde pagina. Houd er rekening me dat als u de globale instelling na de eerste integratie wijzigt, dat de nieuwe instelling alleen van toepassing is op nieuwe rechten die worden gesynchroniseerd. Als u bestaande rechten wilt bewerken, kunt u de instelling wijzigen op het niveau van de individuele bron.

    Opmerking:

    U wordt aangeraden het globale implementatietype in te stellen op door gebruiker geactiveerd. In de meeste scenario's stelt u de globale instelling in op door de gebruiker geactiveerd, en vervolgens wijzigt u deze in Geactiveerd voor specifieke gebruikers- en groepsrechten.

  • Op het niveau van gebruikers- of groepsrechten

    U kunt het implementatietype voor specifieke gebruikers en groepen ook instellen op individueel applicatie- of desktopniveau. Deze instelling heeft voorrang op de globale instelling. Deze instelling wordt niet gewijzigd tijdens opeenvolgende synchronisaties

Tijdens de synchronisatie wordt het implementatietype voor bestaande rechten niet gewijzigd. Voor nieuwe rechten bij de synchronisatie wordt de instelling Globaal toegepast.

Opmerking:

Wanneer een bron is geactiveerd, dat wil zeggen wanneer de bron aan een gebruiker wordt weergegeven op de startpagina, blijft deze op de startpagina staan, tenzij de gebruiker deze verwijdert. Door eventuele wijzigingen in het implementatietype wordt de bron niet van de startpagina verwijderd.

Procedure

  1. Als u het implementatietype wilt instellen op globaal niveau, voert u deze stappen uit.
    1. Klik op het tabblad Catalogus en selecteer Desktopapplicaties beheren > View-applicatie.
    2. Selecteer het tabblad Pods en synchroniseren.
    3. Selecteer in het veld Implementatietype de optie Door gebruiker geactiveerd of Automatisch.


      Implementatie van het type Globaal


      Opmerking:

      Het globale implementatietype instellen op Door gebruiker geactiveerd wordt aanbevolen.

    4. Klik op Opslaan.

      De instelling wordt vanaf de eerstvolgende synchronisatie toegepast op alle nieuwe rechten.

  2. Als u het implementatietype wilt instellen voor specifieke gebruikers of groepsrechten, voert u deze stappen uit.
    1. Klik op het tabblad Catalogus.
    2. Klik op de applicatie of desktop waarvan u de rechten wilt bewerken.
    3. Klik op Rechten om de pagina Rechten van de applicatie te openen.

      U kunt de huidige implementatie-instellingen voor gebruikers- en groepsrechten bekijken in de kolom IMPLEMENTATIE.

    4. Klik op Bewerken naast het recht dat u wilt bewerken.
    5. In het dialoogvenster Gebruikersrecht bewerken selecteert u het implementatietype voor het recht.


      Implementatietype gebruiker


    6. Klik op Opslaan.

      Het implementatietype dat is ingesteld op gebruikers- of groepsrechtniveau heeft voorrang op de instelling van het type globale implementatie, en wordt niet gewijzigd tijdens de synchronisatie.