U kunt het logboekniveau instellen op FOUTOPSPORING voor de gebruikersverificatieservice in de Workspace ONE Access Connector om u te helpen bij het oplossen van problemen.

Maak geen vermeldingen onder de tag <Loggers>. Deze tag bevat <Root>- en <AppenderRef>-tags zoals <Root level="INFO"> en <AppenderRef ref="syslog"/>.

Procedure

  1. Ga op de Windows-server waarop de Workspace ONE Access Connector is geïnstalleerd naar de directory \VMware\Workspace ONE Access\User Auth Service\conf.
  2. Om het logboekniveau in het bestand log4j2-override.xml in de installatiedirectory bij te werken, selecteert u de module waarin u fouten wilt opsporen en wijzigt u de aanvraag als <Logger name="com.vmware.vidm.eas.adapters.[modulename]" level=“DEBUG”/>.
    SI-nummer Module voor foutopsporing Wijziging van logger
    1 Adapters algemeen <Logger name="com.vmware.vidm.eas.adapters.common" level=“DEBUG”/>
    2 Verificatieadapter: wachtwoord <Logger name="com.vmware.vidm.eas.adapters" level=“DEBUG”/>
    3 Verificatieadapter: RADIUS <Logger name="com.vmware.vidm.eas.adapters.radius" level=“DEBUG”/>
    4 Verificatieadapter: SecurID <Logger name="com.vmware.vidm.eas.adapters.securid" level=“DEBUG”/>
    5 Comm-Channel-Client (MessgeProcessorV2) <Logger name="com.vmware.vidm.enterprise.sockjs.v2.client" level=“DEBUG”/>
    6 Comm-Channel-Client (setup)

    Hiervoor is opnieuw opstarten vereist.

    <Logger name="com.vmware.vidm.enterprise.comm.channel.SockJSService" level=“DEBUG”/>

    Comm-Channel-Client (MessageProcessorV2) verwerkt alle aanvragen die door de gebruikersverificatieservice zijn ontvangen. Gebruik de logger als foutopsporing voor een specifieke aanvraag is vereist.

    Comm-Channel-Client (setup) wordt gebruikt wanneer de gebruikersverificatieservice wordt gestart. Gebruik deze logger als Comm-Channel niet wordt opgestart of als er onverwacht gedrag is gedetecteerd. Bijvoorbeeld: als de capaciteit van de berichtgrootte anders is dan verwacht.