Naast de integratie van onafhankelijke Horizon-pods met Workspace ONE Access, kunt u ook Horizon Cloud Pod Architecture-implementaties (CPA) integreren.
De functie Horizon Cloud Pod Architecture koppelt meerdere Horizon-pods aan elkaar om één grote broker- en beheeromgeving voor desktops en applicaties te maken die een podfederatie wordt genoemd. Een podfederatie kan meerdere sites en datacenters omvatten.
U kunt een of meer podfederaties integreren met de Workspace ONE Access-service. Let op: podfederaties worden gemaakt en beheerd in Horizon en gebruikers- en groepsrechten voor de desktop- en applicatiepools van de podfederatie worden ingesteld in Horizon. U kunt de bronnen en rechten synchroniseren met Workspace ONE Access.
Voor podfederaties gelden algemene rechten, waarmee u gebruikers rechten kunt verlenen voor desktops en applicaties die toegankelijk zijn vanaf elke pod in de podfederatie. Een algemeen recht kan uit bronnen van meerdere pods in de federatie bestaan. Een algemeen desktoprecht bevat bijvoorbeeld desktopgroepen uit drie verschillende pods in drie verschillende datacenters. Voor afzonderlijke pods in de podfederatie kunnen ook algemene rechten zijn geconfigureerd. U kunt zowel algemene als lokale rechten synchroniseren met Workspace ONE Access.
Voor het integreren van een podfederatie met de Workspace ONE Access-service moet u de volgende taken op hoog niveau in de Workspace ONE Access-console uitvoeren:
- Voeg alle pods toe die gezamenlijk de podfederatie vormen en geef hierbij voor elke pod de gegevens van de Horizon-verbindingsserver op.
Hoewel Workspace ONE Access wel algemene rechten van elk van de pods in de podfederatie kan synchroniseren, moet het wel verbinding met elke pod maken om de vereiste metagegevens voor SAML-verificatie te synchroniseren. Ook moet het verbinding maken met de pods om lokale rechten te synchroniseren, indien dit van toepassing is.
- Voeg de details van de podfederatie toe en geef de algemene start-URL op. De algemene start-URL, normaal gesproken de algemene URL voor de load balancer, wordt gebruikt om desktops en applicaties met algemene rechten te starten.
U kunt de algemene start-URL voor specifieke netwerkbereiken aanpassen, bijvoorbeeld voor interne en externe toegang.
- Synchroniseer bronnen en rechten van de podfederatie naar de Workspace ONE Access-service.
- Pas de algemene start-URL aan door URL's voor toegang tot clients in te stellen voor specifieke netwerkbereiken. Deze URL's worden gebruikt om bronnen met algemene rechten via de podfederatie te starten. De algemene start-URL die u opgeeft wanneer u de federatie toevoegt, wordt standaard gebruikt als algemene start-URL voor alle netwerkbereiken.
- Geef URL's op voor toegang tot de client voor elke pod in de podfederatie waarvoor lokale rechten zijn geconfigureerd. Deze URL's worden gebruikt om desktops en applicaties met lokale rechten via de pod te starten. Een URL voor clienttoegang kan een Horizon-verbindingsserver-URL, een Security Server-URL of een load balancer-URL zijn. URL's voor toegang tot de client worden ingesteld voor specifieke netwerkbereiken. De Horizon-verbindingsserver die u opgeeft wanneer u de pod toevoegt, wordt standaard gebruikt als URL voor clienttoegang voor alle netwerkbereiken.
Wanneer u een podfederatie integreert met de Workspace ONE Access-service, wordt via de service het volgende uitgevoerd:
- Synchronisatie van alle algemene rechten van de podfederatie.
- Synchronisatie van lokale rechten (indien geselecteerd) in de pods die deel uitmaken van de podfederatie.
- Synchronisatie van metagegevens van alle Horizon-verbindingsservers in de podfederatie.
- Eindgebruikers krijgen toegang tot hun Horizon-applicaties en -desktops vanuit de Workspace ONE Intelligent Hub-app of -portal.
Eindgebruikers krijgen toegang tot hun Horizon-applicaties en -desktops via de Intelligent Hub-app of -portal. Alle bronnen waarop zij recht hebben, ofwel door algemene rechten of door lokale rechten, worden weergegeven. Applicaties en desktops worden gestart in de Horizon Client of in een browser. Wanneer een gebruiker een applicatie of desktop met lokale rechten start, wordt deze gestart vanaf de Horizon-verbindingsserver waarmee de gebruiker verbinding maakt. Bekijk de verbindingsinformatie. Deze bestaat uit kenmerken die van de instantie van de Horizon-verbindingsserver zijn opgehaald.
Voorbeeld van een Cloud Pod Architecture-implementatie
In de volgende diagrammen wordt een voorbeeld van een Cloud Pod Architecture-implementatie weergegeven en ziet u hoe deze wordt geïntegreerd met de Workspace ONE Access-service.
In dit diagram ziet u een voorbeeld van de implementatie van een podfederatie. In Horizon 6 is een podfederatie met de naam Federatie 1 gemaakt. Deze federatie heeft drie pods: Pod 1, Pod 2 en Pod 3. Pod 1 en Pod 2 worden geconfigureerd met instanties van de Security Server voor elke Horizon-verbindingsserver en een externe load balancer voor externe toegang, en met een interne load balancer voor interne toegang. Pod 3 wordt alleen geconfigureerd voor interne toegang met een interne load balancer. De podfederatie als geheel omvat een externe algemene load balancer en een interne algemene load balancer.
Op de pods worden bureablad- en applicatiesgroeps geïmplementeerd. Voor Federatie 1 worden algemene rechten geconfigureerd; ook worden voor de afzonderlijke pods lokale rechten geconfigureerd.
Federatie 1 wordt geïntegreerd met de Workspace ONE Access-service. De Workspace ONE Access-service synchroniseert zowel algemene rechten als lokale rechten van Federatie 1. Omdat algemene rechten in elke pod worden gerepliceerd, worden ook algemene rechten van Pod 1 gesynchroniseerd. Ook worden lokale rechten van Pod 1, Pod 2 en Pod 3 gesynchroniseerd.
Eindgebruikers kunnen in de Intelligent Hub-app of -portal alle desktops en applicaties zien waarvoor ze rechten hebben, ongeacht of dit algemene rechten of lokale rechten zijn. Wanneer een gebruiker een desktop of applicatie start en deze deel uitmaakt van een algemeen recht, gaat de startaanvraag naar de externe of interne algemene load balancer (URL EG of URL IG), op basis van het netwerkbereik van de gebruiker. Als de bron van een lokale gemachtigde afkomstig is, gaat de startaanvraag naar de interne of externe load balancer van de pod waarop de bron is geïmplementeerd, op basis van het netwerkbereik van de gebruiker. Bijvoorbeeld: voor een bron op Pod 2 gaat de aanvraag naar URL I2 of URL E2.