Wanneer er zich een fout in het primaire datacenter voordoet, kunt u een failover uitvoeren naar het secundaire datacenter. Voor het uitvoeren van een failover moet u de globale load balancer of de DNS-record aanpassen om naar de load balancer in het secundaire datacenter te wijzen.

Zie Een DNS-record gebruiken om te regelen welk datacenter actief is.

De VMware Identity Manager-appliances in het secundaire datacenter staan in alleen-lezen modus. Daarom zijn de meeste beheerdersbewerkingen zoals het toepassen van gebruikers of apps of het machtigen van gebruikers niet beschikbaar. Zie VMware Identity Manager-activiteiten zijn niet beschikbaar in alleen-lezen-modus.

Belangrijk: Na een failover naar het secundaire datacentrum moet u alle caches wissen in het originele primaire datacentrum. Als u een failover nodig hebt naar het originele primaire datacentrum, moeten caches in dat datacentrum leeg zijn.

U kunt een REST API gebruiken om de cache te wissen. Voer de volgende REST API uit in een REST-client zoals Postman:

PAD: /SAAS/jersey/manager/api/removeAllCaches

Methode: POST

Voeg headers toe:

Authorization: HZN <cookie_value>
Accept: application/vnd.vmware.horizon.manager.cache.removal.response+json
Content-type: application/vnd.vmware.horizon.manager.cache.removal.request+json’

Voeg tekst (onbewerkt) toe:

{
"cacheNames":[]
}
Opmerking:
  • U moet de API uitvoeren als tenantbeheerder. Dit is de beheerder die in het systeemdomein is gemaakt tijdens het installeren van VMware Identity Manager. Domeinaccounts die vanuit uw bedrijfsdirectory zijn gesynchroniseerd, kunnen deze functie niet uitvoeren.
  • U kunt de cookie HZN verkrijgen door u in de VMware Identity Manager-service als tenantbeheerder aan te melden en vervolgens de cookiecache van uw browser te openen.
  • Een lege cacheNames geeft aan dat alle caches moeten worden verwijderd.

U kunt de cache ook wissen door de virtual appliances opnieuw op te starten.