Tijdens het configureren van uw applicatie kiest u een standaard- of aangepast applicatieprofiel. Hiermee wordt een SDK-profiel aan de applicatie toegevoegd, zodat geïmplementeerde Workspace ONE UEM-applicaties aanvullende functies krijgen.
Om ervoor te zorgen dat uw applicatieconfiguraties soepel verlopen dient u het volgende te overwegen:
Gebruik de onderstaande tabel om te bepalen of u een Standaard of Aangepast SDK-profiel op uw applicatieprofiel wilt toepassen, en om naar de juiste configuratie-instructies voor het gewenste profiel te gaan.
U kunt tussen twee verschillende typen SDK-profielen kiezen: Een standaard- of aangepast SDK-applicatieprofiel.
Standaard | Aangepast |
---|---|
Implementatie | |
SDK-profielinstellingen worden in alle applicaties die binnen bepaalde organisatiegroep (OG) zijn geïnstalleerd en daaronder toegepast. | Pas SDK-profielinstellingen op een specifieke applicatie toe. Deze krijgen dan voorrang op een standaard-SDK-profielinstellingen. |
Voordeel | |
Een enkel configuratiepunt voor al uw applicaties in een bepaalde OG en de onderliggende groepen. | Deze bieden een gedetailleerde controle van bepaalde applicaties en overschrijven de standaardinstellingen van SDK-profielen. |
Configuratie | |
Groepen en instellingen > Alle instellingen > Applicaties > Instellingen en beleid > Beveiligingsbeleid | Groepen en instellingen > Alle instellingen > Applicaties > Instellingen en beleid > Profielen |
Meer informatie | |
Lees meer in deze sectie om te zien welke standaard-SDK-profielen op geïmplementeerde applicaties van toepassing zijn. | Raadpleeg de VMware Workspace ONE UEM Mobile Application Management Guide voor meer informatie over aangepaste SDK-profielinstellingen. |
Standaard SDK-instellingen zijn van toepassing op alle Workspace ONE UEM- en 'ingepakte' applicaties, zodat er een uniforme gebruikerservaring op toestellen ontstaat. Omdat de geconfigureerde SDK-instellingen standaard van toepassing zijn op alle Workspace ONE UEM- en ingepakte applicaties, kunt u het standaard SDK-profiel configureren met het volledige Workspace ONE UEM- en ingepakte applicatiebundel.
De aanbevelingen gaan ervan uit dat de applicatiesuite de volgende componenten bevat:
Niet alle platformen of Workspace ONE UEM-applicaties ondersteunen alle beschikbare standaard SDK-profielinstellingen. Een geconfigureerde instelling werkt alleen op het toestel wanneer deze wordt ondersteund door het platform en de app. Dit betekent ook dat een ingeschakelde instelling wellicht niet op uniforme wijze wordt weergegeven op alle platformen of in alle applicaties binnen een gevarieerde omgeving. De tabel met SDK-instellingen geeft een overzicht over de beschikbare SDK-profielinstellingen en de applicaties en platformen waarop ze van toepassing zijn.
Configureer Beveiligingsbeleid en selecteer Opslaan.
Actie | Beschrijving |
---|---|
Verificatietype | |
Toegangscode | Vraagt eindgebruikers om zich met een zelfgekozen toegangscode te verifiëren tijdens de eerste keer dat de applicatie wordt geopend en telkens als een applicatiesessie afloopt. Als u SSO in- of uitschakelt, bepaalt u hoeveel applicatiesessies worden opgezet. Als een wisactie wordt uitgevoerd, dat wil zeggen als de gebruiker het maximum aantal toegangscodepogingen heeft bereikt, schakelt de applicatie niet langer over naar Hub. In plaats daarvan wordt het zelfstandige aanmeldingsproces in gang gezet. |
Gebruikersnaam en wachtwoord | Vraagt eindgebruikers om zich met hun AirWatch-inloggegevens te verifiëren tijdens de eerste keer dat de applicatie wordt geopend en telkens als een applicatiesessie afloopt. Als u SSO in- of uitschakelt, bepaalt u hoeveel applicatiesessies worden opgezet. |
Uitgeschakeld | Geef eindgebruikers toestemming om applicaties te open zonder inloggegevens. |
SSO | |
Ingeschakeld | Begin een enkele applicatiesessie in alle ingepakte applicaties in Workspace ONE UEM en Workspace ONE UEM. |
Uitgeschakeld | Begin aparte applicatiesessies voor alle applicaties. |
Offline toegang | |
Ingeschakeld | Geef eindgebruikers toestemming om Workspace ONE UEM en 'ingepakte' applicaties te gebruiken als ze geen verbinding met Wi-Fi hebben. Workspace ONE UEM-applicaties kunnen in offline-modus geen downloads uitvoeren; daarvoor moeten eindgebruikers weer online gaan. Configureer Maximale periode toegestaan offline om een limiet in te stellen aan offline gebruik. |
Uitgeschakeld | Blokkeer toegang tot Workspace ONE UEM en ingepakte applicaties op offline toestellen. |
Bescherming tegen verdachte toestellen | |
Ingeschakeld | MDM-beschermingen overschrijven. Beveiligingsinstellingen voor individuele applicaties blokkeren inschrijvingspogingen van toestellen en zorgen ervoor dat alle bedrijfsgegevens automatisch worden gewist op toestellen die als verdacht worden gemeld. |
Uitgeschakeld | Uitsluitend gebruikmaken van de netwerkbeleidsengine van AirWatch voor het opsporen van verdachte (jailbroken of geroote) toestellen. |
Preventie van gegevensverlies | |
Ingeschakeld | Configureer hier instellingen voor het verminderen van datalekken. |
Elders kopiëren en hier plakken inschakelen | Hiermee kunt u inhoud van externe applicaties kopiëren en plakken in Workspace ONE UEM-applicaties wanneer deze is ingesteld op Ja. |
Hier kopiëren en elders plakken inschakelen | Hiermee kunt u inhoud van de Workspace ONE UEM-applicaties kopiëren en plakken in externe applicaties wanneer deze is ingesteld op Ja. Met Workspace ONE Swift SDK worden beperkingen toegepast bij het genereren van de koppeling en het kopiëren van logboeken die niet eerder door klembordbeperkingen zijn beïnvloed. De bewerking Kopiëren en plakken is onafhankelijk van andere DLP-beperkingen en houdt zich niet aan de toestemmingslijst van apps. Indien toegestaan kan de kopieer- en plakbewerking bijvoorbeeld worden uitgevoerd op elke externe app en is deze niet beperkt tot alleen de apps op de toestemmingslijst. |
Printen inschakelen | Als dit op Ja staat, mogen applicaties vanaf het toestel afdrukken. |
Camera inschakelen | Als dit op Ja staat, mogen applicaties de camera op het toestel gebruiken. |
E-mail opstellen inschakelen | Als dit op Ja staat, mogen applicaties het interne e-mailprogramma van het toestel gebruiken om e-mails te verzenden. |
Back-up van gegevens inschakelen | Als dit op Ja staat, mogen ingepakte applicaties gegevens synchroniseren met een externe opslagplaats zoals iCloud. |
Locatieservices inschakelen | Als dit op Ja staat, mogen ingepakte applicaties de breedte- en lengtegraad van het toestel ontvangen. |
Bluetooth inschakelen | Als dit op Ja staat, krijgen applicaties toegang tot de Bluetooth-functie van het toestel. |
Schermafbeelding inschakelen | Als dit op Ja staat, krijgen applicaties toegang tot de functie voor schermafbeeldingen (screenshots) op het toestel. |
Schakel watermerk in | Als dit op Ja staat, krijgen documenten in VMware Workspace ONE Content een watermerk. Voer bij Overlappende tekst in welke tekst er moet worden weergegeven of kies een opzoekwaarde. Het ontwerp van het watermerk kan niet vanuit de UEM Console worden gewijzigd. |
Beperk documenten om uitsluitend in goedgekeurde applicaties te openen | Voer opties in om te bepalen welke applicaties worden gebruikt voor het openen van bestanden op toestellen. (Alleen iOS) U kunt de configuratiewaarden van Workspace ONE UEM gebruiken om gebruikersrechten te beperken bij het importeren van bestanden in Workspace ONE Content vanuit externe applicaties. Zie het hoofdstuk Importbeperking configureren in Workspace ONE Content voor meer informatie. |
Lijst met toegestane applicaties | Voer hier de applicaties in waarmee bestanden mogen worden geopend. |
Uitgeschakeld | Geef eindgebruikers toegang tot alle toestelfuncties. |
Navigeer naar Groepen en instellingen > Alle instellingen > Apps > Instellingen en beleid > Instellingen.
Configureer Instellingen en selecteer Opslaan.
Actie | Beschrijving |
---|---|
Huisstijl | |
Ingeschakeld | Pas waar van toepassing het logo en kleurenschema van de organisatie in applicaties toe. |
Uitgeschakeld | Het merk Workspace ONE UEM behouden in de applicatiesuite. |
Logboekregistratie | |
Ingeschakeld | Configureer instellingen voor het verzamelen van logboekinformatie. Loggingniveau Kies uit een veelheid van registratiefrequentie-opties: Fout - Rapporteert uitsluitend fouten. Dit niveau geeft fouten/storingen weer die voorkomen in het proces zoals het niet kunnen opzoeken van UID's of een niet ondersteunde URL. Waarschuwing - Rapporteert fouten en waarschuwingen. Een waarschuwing geeft een mogelijk probleem weer met processen zoals slechte responscodes en ongeldige verificatie van tokens. Informatie - Rapporteert een aanzienlijke hoeveelheid gegevens voor informatieve doeleinden. Op dit niveau van informatieregistratie worden naast waarschuwingen en foutmeldingen ook algemene processen weergegeven. Foutenopsporing - Rapporteert alle gegevens ter ondersteuning van probleemoplossing. Deze optie is niet voor alle functies beschikbaar. Logs alleen via Wi-Fi verzenden Selecteer dit om de overdracht van gegevens te voorkomen tijdens roaming en om de kosten voor data te beperken. |
Uitgeschakeld | Er wordt geen logregistratie uitgevoerd. |
Analytische gegevens | |
Ingeschakeld | Verzamel en bekijk nuttige statistieken over applicaties in de SDK-suite. |
Uitgeschakeld | Geen statistieken verzamelen. |
Aangepaste instellingen | |
Ingeschakeld | Pas zelf-ontworpen XML-programmacode op de applicatiesuite toe. |
Uitgeschakeld | Pas geen aangepaste XML-code op de applicatiesuite toe. |
Het in- of uitschakelen van SSO bepaalt het aantal applicatiesessies en dit heeft invloed op het aantal keer dat eindgebruikers om verificatie zullen worden gevraagd.
Verificatie | SSO | Sessies | Inloggegevens | Verwacht gedrag |
---|---|---|---|---|
Uitgeschakeld | Ingeschakeld | Eén | Inloggegevens voor de inschrijving | Open applicaties zonder eindgebruikers om inloggegevens te vragen. |
Toegangscode | Ingeschakeld | Eén | Toegangscode | Verificatie wordt gevraagd tijdens de eerste keer dat de app wordt geopend; een enkele applicatiesessie wordt gestart. De volgende keer dat om verificatie wordt gevraagd vindt plaats wanneer de applicatiesessie verloopt. |
Gebruikersnaam en wachtwoord | Ingeschakeld | Eén | Inloggegevens voor de inschrijving | Verificatie wordt gevraagd tijdens de eerste keer dat de app wordt geopend; een enkele applicatiesessie wordt gestart. De volgende keer dat om verificatie wordt gevraagd vindt plaats wanneer de applicatiesessie verloopt. |
Toegangscode | Uitgeschakeld | Per app | Toegangscode | Voor elke individuele applicatie wordt om verificatie gevraagd en er worden individuele applicatiesessies gecreëerd. Let erop dat elke applicatie een unieke toegangscode kan hebben. De volgende keer dat om verificatie wordt gevraagd vindt plaats wanneer een nieuwe applicatie wordt geopend of de sessie van een individuele applicatie verloopt. |
Gebruikersnaam en wachtwoord | Uitgeschakeld | Per app | Inloggegevens voor de inschrijving | Voor elke individuele applicatie wordt om verificatie gevraagd en er worden individuele applicatiesessies gecreëerd. De volgende keer dat om verificatie wordt gevraagd vindt plaats wanneer een nieuwe applicatie wordt geopend of de sessie van een individuele applicatie verloopt. |