U kunt bepalen hoe openbare en interne apps worden geïmplementeerd op basis van apparaatbeheerstatus. Applicaties die een open toegang hebben, kunnen op elk apparaat worden geopend. Applicaties die een beheerde toegang hebben, kunnen alleen worden gebruikt op apparaten met de juiste machtigingen, die verleend zijn via Workspace-services of agentregistraties.
In deze tabel ziet u de mogelijkheden voor zowel beheerde als onbeheerde scenario's.
Toegangstype |
Onderdelen |
Beschrijving |
Voorgesteld gebruik |
---|---|---|---|
Open toegang (onbeheerd) |
|
Gebruikers kunnen de bronnen op hun apparaat gebruiken zonder dat ze beheerders toegangsrechten tot hun apparaat hoeven te verlenen. Applicaties met open toegang kunnen ongeacht hun beheerde status op elk apparaat worden gebruikt. Beheerders kunnen systeemeigen applicaties met een open toegang niet systematisch verwijderen. |
|
Beheerde toegang |
|
Gebruikers installeren een beheerprofiel op hun apparaat om beheerders toegang tot het apparaat te geven. Applicaties met beheerde toegang zijn beschikbaar op apparaten die door AirWatch worden beheerd. Als het apparaat niet door AirWatch wordt beheerd, vraagt Workspace ONE de gebruiker het apparaat te registreren bij AirWatch. Als het apparaat is geregistreerd, kan de gebruiker het apparaat gebruiken om de applicatie via Workspace ONE te openen. |
|
Zie de gids AirWatch Mobile Application Management voor informatie over de plek waar u opties voor de beheerde toegang van interne applicaties kunt instellen en het toevoegen van openbare apps die worden geïmplementeerd via Workspace ONE.
Ondersteunde platforms voor open en beheerde toegang
Configureer het toegangstype voor interne en openbare applicaties op basis van het platform.
Beheerde toegang |
Open toegang |
|
---|---|---|
INTERNE APPLICATIES |
||
Android |
X |
X |
iOS |
X |
X |
Windows 10 Desktop |
X |
- |
Windows 10 Phone |
X |
- |
OPENBARE APPLICATIES |
||
Android |
X |
X |
iOS |
X |
X |
Windows 10 Desktop |
- |
X |
Windows 10 Phone |
- |
X |