Als het netwerk beschikt over een systeem waarmee BMC BladeLogic Configuration Manager software implementeert en u een EPI-agent voor de interactie met dit systeem hebt geïnstalleerd, kunt u hiermee de software direct op nieuw ingerichte machines implementeren. De aanvrager kan dan kiezen welke software wordt geïmplementeerd of u kunt een blueprint gebruiken die specifieke taken implementeert op alle machines die ermee worden ingericht.
Voorwaarden
- Een EPI-agent installeren voor BMC BladeLogic.
- Meld u als systeembeheerder aan bij de host van de vRealize Automation EPI/BMC-agent.
- Gebruik dezelfde systeembeheerderaccount waarmee de EPI-agent wordt uitgevoerd om u aan te melden bij de BladeLogic-console en configureer hier het vereiste verificatieprofiel. Accepteer de BladeLogic-beveiligingscertificaten en sluit vervolgens de console. U hoeft deze vereiste slechts één keer uit te voeren.
Procedure
- Selecteer en stop de vRealize Automation EPI/BMC Agent-service.
- Ga op de installatiehost van de EPI-agent (die mogelijk ook de Manager Service-host is), naar de installatiedirectory van de EPI-agent, doorgaans %SystemDrive%\Program Files (x86)\VMware\vCAC Agents\agent_name.
- Bewerk elk bestand in de map Scripts\nsh van de directory van de EPI-agent en wijzig daarbij de waarden van de volgende variabelen in de parameterlijst van elk .nsh-bestand. Er wordt een beschrijving van elke variabele weergegeven boven de bijbehorende definitie.
USERNAME_USER=BLAdmin
AUTH_TYPE=SRP
PASSWORD_USER=password
APP_SERVER_HOST=bladelogic.dynamicops.local
ROLE_NAME=BLAdmins
- Bewerk het configuratiebestand van de agent, VRMAgent.exe.config, in de installatiedirectory van de EPI-agent. Vervang daarbij
CitrixProvisioningUnregister.ps1
door DecomMachine.ps1
.
- Zoek de volgende regel op.
<DynamicOps.Vrm.Agent.EpiPowerShell
registerScript="CitrixProvisioningRegister. ps1"
unregisterScript="CitrixProvisioningUnregister.ps1"/>
- Wijzig deze regel als volgt.
<DynamicOps.Vrm.Agent.EpiPowerShell
registerScript="CitrixProvisioningRegister. ps1"
unregisterScript="DecomMachine.ps1"/>
- Als u een gekloonde inrichting met een statische IP-adrestoewijzing wilt uitvoeren, moet u BMC BladeLogic voor ingerichte machines registreren op IP-adres in plaats van op machinenaam.
- Bewerk de bestanden InstallSoftware.ps1 en DecomMachine.ps1 in de map Scripts in de EPI-agentdirectory en wijzig de regel
$byip=$false
in $byip=$true
. Bewerk de bestanden InstallSoftware.ps1 en DecomMachine.ps1 in de map Scripts in de EPI-agentdirectory en wijzig de regel $byip=$false
in $byip=$true
.
- Als u de registratie op IP-adres op bovenstaande wijze inschakelt, moet u een statische IP-adrestoewijzing voor de inrichting gebruiken. Anders zal de BMC BladeLogic-integratie mislukken.
- Selecteer om de EPI/BMC-agentservice (vRealize Automation Agent – naam agentservice) te starten.
- Plaats alle BMC BladeLogic-taken waaruit u machineaanvragers wilt laten kiezen of door blueprintarchitecten wilt laten opgeven op een gezamenlijke locatie in BMC BladeLogic Configuration Manager. Bijvoorbeeld: /Utility.
- Bereid een referentiemachine voor en converteer deze naar een sjabloon om te klonen.
- Installeer een BMC BladeLogic-agent die verwijst naar de server waarop BMC BladeLogic Configuration Manager wordt uitgevoerd.
- Controleer of u verbinding kunt maken met de agent op de gast en of de taken na de inrichting zoals verwacht worden uitgevoerd.