Wanneer u de Directories Management-directory instelt om te synchroniseren met Active Directory, geeft u de gebruikerskenmerken op die met de directory moeten worden gesynchroniseerd. Voordat u de directory instelt, kunt u op de pagina Gebruikerskenmerken opgeven welke standaardkenmerken vereist zijn en kunt u indien nodig aanvullende kenmerken toevoegen die u aan Active Directory-kenmerken wilt toewijzen.
Wanneer u de pagina Gebruikerskenmerken configureert voordat de directory is gemaakt, kunt u standaardkenmerken wijzigen van vereist naar niet-vereist, eventueel kenmerken markeren en aangepaste kenmerken toevoegen.
Raadpleeg Gebruikerskenmerken beheren die vanuit Active Directory worden gesynchroniseerd voor een lijst met de standaard toegewezen kenmerken.
Nadat de directory is gemaakt, kunt u een vereist kenmerk wijzigen zodat dit niet-vereist wordt en u kunt aangepaste kenmerken verwijderen. U kunt een kenmerk niet wijzigen zodat het een vereist kenmerk wordt.
Wanneer u andere kenmerken toevoegt om met de directory te synchroniseren, kunt u, nadat de directory is gemaakt, naar de pagina Toegewezen kenmerken van de directory gaan om deze kenmerken toe te wijzen aan de Active Directory-kenmerken.